Cornelis Gerhard Anton de Kom is op 22 februari 1898 geboren in Paramaribo, Suriname. Hij groeit op in de wijk Frimangron. Zijn vader, Adolf Damon de Kom, is gouddelver en wordt, één jaar voor de afschaffing van de slavernij, in 1862 geboren. Zijn moeder Judith Jacoba Dulder is in vrijheid geboren (1867); zij behoort tot de nazaten van gemanumuteerde slaven.
De manumissiën zijn slaven die voor de afschaffing van de slavernij zijn vrij gekocht (1839-1841).
Anton voltooit de MULO en volgt daarna een cursus boekhouden. In deze periode raakt hij geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn land en zijn volk. Hij luistert naar de verhalen van tantes, die in slavernij geleefd hebben.
Zijn eerste baan is op het administratiekantoor van H.C. Cooke. Hij werkt er maar kort en treedt daarna in dienst bij de Balata Compagnie als assistent-boekhouder. Hij wordt daar geconfronteerd met de uitbuiting van de arbeiders “de Balata Bleeders”.
In juli 1920 neemt hij ontslag en vertrekt hij als werkend passagier op de boot naar Haïti. Via Curaçao komt hij uiteindelijk in Nederland aan.
Hij treedt vrijwillig in militaire dienst bij het 2e regiment Huzaren (4e eskadron; het regiment is gelegen in de Alexander Kazerne te ’s-Gravenhage. Wanneer de Huzaren te paard uitrijden zit Anton fier te paard tussen zijn collega’s. Na een jaar verlaat hij de militaire dienst en gaat hij als assistent-boekhouder aan het werk.
Naast zijn werk is hij lid van de atletiekclub “Vlug en Lenig”(1924). Hij wint een zilveren medaille op de 400 meter hardlopen.
Hij ontmoet Nellie (Petronella Catherina) Borsboom met wie hij op 26 januari 1926 trouwt. Zij krijgen samen 4 kinderen (Ad, Cees, Antoine (Ton) en Judith).
Anton vindt dat het onderwijs in Nederland te kort schiet als het gaat over de koloniën. Hij gaat door het hele land lezingen geven over zijn geliefde Suriname. Hij vindt vooral een gewillig oor in linkse kringen en schrijft artikelen voor o.a. het blad Links Richten. Hierdoor komt hij in contact met linkse schrijvers en Perhimpoenan Indonesia (een nationalistische organisatie). In die dagen is hij al begonnen met het onderzoek voor zijn boek over de geschiedenis van Suriname.
Hij maakt plannen om terug te gaan naar zijn vaderland. De ziekte van zijn moeder versnelt zijn terugkeer. Hij vertrekt met zijn gezin in december 1932 naar Suriname. Tijdens de reis krijgt hij bericht dat zijn moeder is overleden.
De informatie over zijn komst is hem vooruit gesneld. Bij de aankomst in Suriname op 4 januari 1933 wordt hij opgewacht door honderden enthousiaste mensen. Via een telegram zijn de autoriteiten, zoals de gouverneur, op de hoogte gebracht van de komst van een ‘communistische agitator’. Hij vormt voor hen duidelijk een bedreiging. Anton wil de mensen vertellen over de geschiedenis van Suriname. Het houden van deze lezing wordt hem nagenoeg onmogelijk gemaakt.
Hij opent op het erf van zijn vader een adviesbureau. Honderden Hindoestanen, Javanen, Creolen, Inheemsen en Marrons komen vanuit het district naar de stad om met “Papa de Kom” te spreken. Anton noteert de misstanden, waarmee zij geconfronteerd worden, in een schrift.
Er wordt een campagne tegen hem gestart. De bevolking wordt ontmoedigd hem op te zoeken. Dit heeft niet het gewenste resultaat. Het aantal bezoekers neemt dramatisch toe, waardoor op 31 januari 1933 in de omgeving van het “kantoor” alles stil komt te liggen. Dit leidt tot hard optreden van de politie.
Om verdere escalatie tegen te gaan, probeert Anton te onderhandelen met de politie. Hij gaat op 2 februari 1933 vrijwillig mee naar het politiebureau. Daar wordt hij gearresteerd op verdenking het gezag te willen omverwerpen.
Duizenden mensen trekken op
7 februari 1933 naar het parket voor de beloofde vrijlating van De Kom. De politie sommeert de mensen om weg te gaan, maar ze negeren dat en er wordt bevel gegeven tot schieten. Er vallen 2 doden en 22 gewonden.
Er zijn geen bewijzen om hem te veroordelen. Vandaar dat hij zonder enige vorm van proces drie maanden vastzit in Fort Zeelandia en op 10 mei 1933 wordt hij in het geheim op de boot naar Nederland gezet. Zijn vrouw is al eerder geadviseerd met het gezin naar Nederland te gaan. Zij bevinden zich al aan boord van de Van Rensselaer.
Een menigte van meer dan 2000 mensen heeft zich in Amsterdam op de Sumatrakade verzameld als het gezin op 26 mei 1933 arriveert in Nederland. Anton wordt uitbundig toegejuicht en als een held binnengehaald. Later die avond heeft hij de mensen toegesproken.
Hij gaat met zijn gezin in ’s-Gravenhage, in de Johannes Camphuysstraat 296, wonen. Zijn politieke activiteiten en de crisistijd zorgen ervoor dat hij tot aan zijn dood werkeloos blijft. Hij blijft artikelen schrijven en lezingen houden. Vanaf zijn terugkeer in Nederland heeft de Centrale Inlichtingendienst veel belangstelling voor zijn lezingen. Er worden verslagen gemaakt van alle bijeenkomsten waar hij sprak.
Hij gaat verder met het manuscript van “Wij Slaven van Suriname”, wat later zijn levenswerk zal worden. Vele dagen brengt hij door in de Koninklijke Bibliotheek. Het boek verschijnt op 31 januari 1934. Twee jaar later verschijnt een Duitse vertaling.
Als werkeloze moet hij iedere dag gaan stempelen. Een paar keer wordt hij met andere werkelozen ingezet bij het sneeuwruimen. Er worden demonstraties gehouden tegen de grote werkeloosheid waar hij de arbeiders toespreekt.
Als werkeloze moet hij iedere dag gaan stempelen. Een paar keer wordt hij met andere werkelozen ingezet bij het sneeuwruimen. Er worden demonstraties gehouden tegen de grote werkeloosheid waar hij de arbeiders toespreekt. Voor de VARA radio leest hij voor uit Wij slaven van Suriname. Hij doet mee aan diverse acties zoals die voor de vrijlating van de Scottsboro boys (Alabama, USA).
Het onverwerkte trauma, van 3 maanden in gevangenschap te hebben gezeten, uit zich in 1937 en hij wordt ziek. Eind 1939 wordt hij opgenomen in de Ramaerkliniek in ’s-Gravenhage, waar hij 1 maart 1940 als herboren uitkomt.
Op 10 mei 1940 vallen er bommen op ’s-Gravenhage. De gebeurtenissen die daarop volgen, volgt Anton op de voet. In het najaar van 1940 vraagt de journalist Nico Wijnen aan Anton om voor de Haagse editie van het illegale blad De Vonk te schrijven. Zijn vrouw en kinderen weten niets van zijn activiteiten gedurende de daarop volgende oorlogsjaren.
Hij blijft de hele oorlog kopij aanleveren, waarin hij steeds vaker verband legt met de onderdrukking in Suriname.
Op 7 augustus 1944 vertrekt Anton ’s morgens van huis en zal er nooit meer weerkeren. ’s Avonds wordt er huiszoeking gedaan in zijn huis.
Anton is door mannen van de Grüne Polizei opgepakt en zij brengen hem naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst aan de Nassaulaan in ’s-Gravenhage. De volgende dag wordt hij overgebracht naar het “Oranje Hotel” in Scheveningen. Een week later wordt hij verplaatst naar het concentratiekamp Vught. Hij zit daar in de Bunker, de plek waar alleen de zware politieke gevangenen worden ondergebracht.
De dag na Dolle Dinsdag (5 september 1944) wordt Vught ontruimd. Op die dag is hij nog door een buurjongen in kamp Vught gezien. Dit was het laatste levensteken.
Anton wordt overgebracht naar Duitsland. Hij heeft daar gewerkt in de Heinkelfabrieken bij Oraniënburg. Op 16 oktober 1944 gaat hij op transport naar Neuengamme
Als de geallieerden oprukken, wordt hij half april 1945 naar het krijgsgevangenenkamp Sandbostel vervoerd. Waarschijnlijk is hij dan al ziek. Anton komt niet meer voor op de lijst van kampbewoners van 24 april 1945. De geallieerden bevrijden het kamp op 29 april 1945.
In 1960 wordt er gestart met de identificatie van de stoffelijke resten uit het massagraf van Sandbostel. Anton wordt geïdentificeerd en zijn stoffelijke resten worden 18 augustus 1960 herbegraven op de Erebegraafplaats in Loenen op de Veluwe.
In 2009 is de biografie Anton de Kom verschenen. Zijn levensverhaal is in dit boek door Alice Boots en Rob Woortman gereconstrueerd. Zij vertellen over zijn jeugd, zijn vertrek naar Nederland tot aan zijn overlijden in een Duits concentratiekamp. Alice Boots is historica en deed vooral het historische onderzoek voor dit boek. Rob Woortman is neerlandicus en verdiepte zich voornamelijk in het geschreven werk van De Kom.
Atlas Contact Anton de Kom – Alice Boots, Rob Woortman : Atlas Contact